Biografie

Gedichtendag 2015

Guy van Hoof werd geboren in Borgerhout (nu Antwerpen). In zijn kinderjaren woonde hij met zijn ouders in het huis van de grootouders; dat pand in de Delareystraat werd later samen met de hele linkerkant van de straat afgebroken voor het Krugerpark. De grootvader werd op zijn veertiende telegrambezorger en werkte zich op tot bureauchef bij de telefoonmaatschappij. Zijn vader werd tijdens de oorlog gedwongen in Duitsland te gaan werken. Dit feit bracht tussen de vader, van beroep meubelmaker, en de zoon een kloof teweeg die bleef bestaan. Het leidde bij Guy van Hoof tot afkeer voor al wat oorlog en onderdrukking van vrijheid is.

Hij liet zijn middelbare school enkele maanden voor het eindexamen in de steek. Het proza van Kerouac trok hem aan, naast romans als De dubbelganger, van Dostojewski, of het realistische De familie van Pascual Duarte, van C.J.Cela. Hij had twee jeugdverhalen gepubliceerd in een tijdschrift en hij schreef in 1962 bijdragen voor Gazet van Antwerpen over o.a. Van Ostayen, Van den Oever, Graham Greene.Hij had een aantal kortstondige baantjes en begon gedichten en korte verhalen te publiceren in literaire tijdschriften.

Na een bundel die hij uit zelfkritiek vernietigde (1962) publiceerde hij zijn eerste gedichten in een verzamelbundel van Opwenteling,Eindhoven, 1971, een tweede maal bij die uitgeverij in 1979. Zijn gedicht Zoiets als tederheid werd bekroond in de Poëzieprijs van Sint Truiden in 1978 en werd opgenomen in Gedichten 78. Een keuze uit de tijdschriften (DF Poëziereeks). In 1980 nam W.Tiberghien een gedicht op in de bloemlezing Zeventig voorbij. Een keuze uit tien jaar Vlaamse jongerenpoëzie (1970-1979), verschenen in 1980. Een kort verhaal verscheen bij Scribae in een bundel met verschillende genres als SF, western, horror, spa: Sla 'm dood, 1979. Cees Nooteboom selecteerde gedichten van hem voor de Literaire Rubriek van het Nederlandse tijdschrift Avenue. Er was ook een kort verhaal bekroond door het Deventer Literair Café, in 1974. Ondertussen had hij een vijftal jaren een kunstgalerie geleid, nadien werkte hij als redactiesecretaris. Hij haalde een diploma Bibliotheconomie en zijn proefschrift "Het uitlenen van kunst in de Openbare Bibliotheek" werd uitgegeven in Den Haag, door het Nederlands Bibliotheek en Lektuur Centrum, 1977. Voor die Bibliotheekdienst maakte hij een aantal jaren als Vlaming boekbesprekingen ten behoeve van de Nederlandse bibliotheken.

In 1972 verscheen dan zijn officiële debuut, maar het duurde tot eind jaren zeventig, begin jaren tachtig voor hij geleidelijkaan zijn plaats vond. Bundels: "Gelukkig werd het weer een heel fijn weekend (1979)" en "Verschuivingen (1981)" werden gevolgd door het essay dat veel stof deed opwaaien "De Nieuwe Romantiek". Situering en bloemlezing, verschenen in 1981. Heel de literaire kritiek viel hem aan maar in Nederland vond Guy van Hoof waardering bij de criticus en dichter Tom van Deel die het met zijn benadering eens was.

De literaire uitgeverij Nioba vroeg hem een bundel en dat werd "De wetten van Copernicus (1988)", terwijl Dirk Claus hem bij Paradox wilde en dat leidde tot de verzamelbundel "Bestand (1993). De auteur wisselde poëzie af met essays, zoals de Literaire Gids voor provincie en stad Antwerpen (met Jos Boré die de provincie voor zijn rekening nam) in 1985 bij de uitgeverij Hadewych en een jaar later een essay over Thierry Deleu: Aan wat overblijft heb ik genoeg, 1986 bij het P.Nerudafonds; in 1989 De vrijheid heeft maar één gezicht, over schrijver-cineast en beeldenstormer Frans Buyens, en Als een jager in zijn grondgebied, 2002 bij de Vereniging van West-Vlaamse Schrijvers, opnieuw over Thierry Deleu. Nog in 2002 een essay over de poëzie van Rik Wouters: Recht van spreken.

In 1985 was hij ondertussen in Polen zijn bundel Uskok gaan voorstellen, in vertaling door prof. Jerzy Koch. In 1997 publiceerde het het Maison de la Poësie, Namur in het ts. Sources een dozijn gedichten in Franse vertaling.

Toen Deleu in 2001 een uitgebreid essay publiceerde met als titel Guy van Hoof, dichter zonder kroon, met een bibliografie en een keuze uit verschenen bundels, groeide de belangstelling voor zijn werk. Rik Wouters vulde dat aan met zijn essay Woord én daad van Guy van Hoof, dat verscheen in 2005. Frank Decerf noteert in het ts. Dighter, 2007: Bij deze dichter vinden we een lang spoor aan degelijke publicaties in tijdschriften, aan stevige dichtbundels, aan volwaardige monografieën, aan eigentijdse bloemlezingen, aan verrassende essays ... Hij schrijft vanuit de buik, vanuit een passie, vanuit een missie.(...) De verdienste van deze stuwende kracht is de nooit aflatende intellectuele integriteit en de neiging alleen tevreden te zijn met de beste kwaliteit.

De voorbije jaren waren productief voor Guy van Hoof: gedichten in verscheidene uitgaven bij Demer uitgeverij van Hannie Rouweler, o.a. een drietalige bundel Frans-Nederlands-Afrikaans, een boek interviews met Willem M.Roggeman onder de titel Gesprekken..., in 2010. Daarvoor reeds een herdruk van Zwarte vijvers (oorspronkelijk opgenomen in Bestand), 2005 en de bundel Bekentenissen, in 2006, evenals de bloemlezing Een plaats onder de maan, 2007. Hij werd bestuurslid van de VVL, Vereniging van Vlaamse Letterkunde en schrijft in die functie ook bijdragen voor het tijdschrift De Auteur. In Geraardsbergen heeft men zijn wielergedicht, Tifosi, in steen gekapt aan de Vesten in het centrum van de Vlaamse wielersport.